In memoriam prof. dr. Willem van Asselt
Scholastiek en spiritualiteit, wetenschap en vriendschap: In memoriam prof. dr. Willem van Asselt (1946-2014)
In de ochtend van 29 mei j.l. is de bekende kerkhistoricus prof. dr. Willem van Asselt na enkele weken ziekte overleden, nog geen maand nadat hij de leeftijd van 68 jaar had bereikt. Na 21 jaar als Nederlands Hervormd predikant werkzaam te zijn geweest, was hij van 1993-2007 (hoofd)docent geschiedenis van het gereformeerd protestantisme aan de Universiteit Utrecht en vervolgens sinds 2008 hoogleraar historische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) te Leuven. Professor Van Asselt was aimabel en hartelijk en heeft veel betekend voor zijn gemeenteleden en zijn studenten, promovendi en collega’s. Hij was ook internationaal gezien een vooraanstaand onderzoeker van de kerk- en theologiegeschiedenis in de vroegmoderne tijd, met het zwaartepunt in de gereformeerde orthodoxie en scholastiek. Van zijn hand zijn veertien boeken verschenen, als auteur of mederedacteur, en ruim honderd artikelen in wetenschappelijke boeken en tijdschriften. De internationale erkenning van zijn werk blijkt ook uit het Festschrift, dat in 2010 bij de gerenommeerde uitgeverij Brill te Leiden is verschenen met als titel ‘Scholasticism Reformed’.
Willem van Asselt werd op 30 april 1946 geboren in Slijk-Ewijk bij Nijmegen. In de jaren vijftig verhuisde het gezin naar Ede, waar zijn vader hoofd van de eerste CNS-school werd. Toen de jonge Willem elf jaar was, overleed zijn vader tijdens de gezinsmaaltijd door een hartaanval. Zijn moeder, die nu alleen stond, heeft Willem naar het gymnasium gestuurd, waar hij de liefde voor klassieke talen te pakken kreeg. In 1964 vertrok hij naar Utrecht om theologie te studeren. Vervolgens legde hij in 1967 het kandidaatsexamen af en in 1969 het kerkelijk examen. Opvallend was dat hij trouwde met een van oorsprong rooms-katholieke balletpedagoge, Marian de Bruijn, die later als bewegingstherapeute een boek heeft geschreven over bewegingstherapie vanuit christelijk perspectief. Na het vicariaat werd ds. Van Asselt met hart en ziel hervormd predikant in Uitwijk en Waardhuizen (1972-1977), Steenwijk (1977-1983) en Bennekom (1983-1993). Hij had veel aandacht voor het pastoraat, ook onder randkerkelijken. Hoewel hij tot de confessionele richting hoorde, later zelfs als lid van het hoofdbestuur, was hij wars van de gebruikelijke hokjes en preekte ook in gemeenten van andere richtingen. Hij hield van de berijmde psalmen, maar gaf tijdens de dienst ook graag een evangelisch gezang op. Voor zijn persoonlijke devotie gebruikte hij graag het anglicaanse ‘Book of Common Prayer’.
Tijdens het gemeentewerk heeft de wetenschappelijke studie de jonge predikant niet losgelaten. Onder zijn Utrechtse leermeester professor S. van der Linde werkte ds. Van Asselt aan een scriptie over de zeventiende-eeuwse theoloog Johannes Coccejus en legde hij in 1980 het doctoraal examen af. In het verlengde hiervan bereidde hij een invloedrijk proefschrift voor over de structuur van de verbondstheologie van Coccejus, waarop hij in 1988 in Utrecht promoveerde. Deze studie is mede in de context van het werkgezelschap ‘Oude Gereformeerde Theologie’ (OGTh) ontstaan, dat in 1982 door dr. Antoon Vos werd opgericht en zich op de bestudering en analyse van de gereformeerde scholastiek richtte. Van Asselt was vanaf 1990 tot zijn overlijden voorzitter van dit werkgezelschap.
In 1993 ging zijn promotor, de bekende professor C. Graafland, met emeritaat. Graafland had een gecombineerde functie aan de Universiteit Utrecht van bijzonder hoogleraar namens de gereformeerde bond en universitair docent namens de theologische faculteit. Dr. Arie de Reuver werd toen zijn opvolger als bijzonder hoogleraar, en dr. Van Asselt als universitair docent.
Aan de theologische faculteit in Utrecht speelde dr. Van Asselt al snel een belangrijke rol, als kerkhistoricus en later ook als onderwijsdirecteur. Hij bouwde een internationaal netwerk uit van onderzoekers die zich bezighielden met de gereformeerde scholastiek in de zestiende en zeventiende eeuw, organiseerde congressen en stimuleerde generaties van studenten om onderzoek op dit terrein te doen. Dit leidde in totaal tot zeventien promotieonderzoeken in Utrecht, Leiden, Kampen, Amsterdam, Leuven en Grand Rapids, waaraan hij als co-promotor betrokken was. Ikzelf denk als een van zijn Utrechtse promovendi en lid van het werkgezelschap OGTh met dankbaarheid terug aan zijn inspirerende begeleiding in de sfeer van vriendschap. Een bijzondere vriendschap verbond hem met de bekende Amerikaanse kerkhistoricus professor Richard Muller, die in 2001 dr. Van Asselt voor een semester als gasthoogleraar naar ‘Calvin Theological Seminary’ in Grand Rapids haalde.
De verbinding van vriendschap, amicitia, en wetenschappelijk werk was kenmerkend voor collega Van Asselt. Hij straalde de sfeer van vriendschap niet alleen uit naar zijn collega’s en vakgenoten, maar ook naar zijn promovendi en studenten. Vriendschap had voor hem theologische wortels en was ten diepste gefundeerd in de vriendschap van God met mensen, de amicitia Dei. Deze Latijnse woorden vormden reeds de hoofdtitel van zijn proefschrift. Nadat hij in 2008 werd benoemd tot hoogleraar historische theologie aan de ETF te Leuven, heeft hij in zijn inaugurele rede de verbondstheologie als uitnodiging tot vriendschap beschreven. Hij gaf aan, hoe hij als jong predikant getroffen werd door Johannes 15, waarin Jezus zijn volgelingen niet langer als knechten beschouwt, maar als vrienden. Het motief van de in God gewortelde vriendschap binnen de verbondsrelatie tussen Christus en de gelovigen vond hij op treffende wijze terug in de verbondstheologie van Coccejus. Daarnaast liet hij zien hoe ook kerkvaders zoals Augustinus en middeleeuwse theologen zoals Bernard van Clairvaux en Thomas van Aquino belang hechtten aan de christelijke notie van de vriendschap met God.
De waardering voor de verbondstheologie van Coccejus had Willem van Asselt reeds vanaf zijn studiejaren, maar pas laster groeide ook zijn waardering voor scholastieke theologen zoals Gisbertus Voetius. Met een groot aantal publicaties toonde hij aan dat de gereformeerde scholastiek niet als terugval achter de reformatie te duiden was, maar dat zij met behulp van een in de middeleeuwen ontwikkelde ‘gereedschapskist’ de positie van de reformatie kon verhelderen. Zo gezien bleek ook Coccejus een scholastiek theoloog te zijn. Bovendien kon, zoals in het geval van Voetius, een uitgesproken scholastieke benadering hand in hand gaan met een sterke nadruk op christelijke spiritualiteit. In verschillend opzicht waren reformatie en gereformeerde orthodoxie historisch binnen een breder kader van de katholiciteit van de kerk te plaatsten. Professor Van Asselt liet dit mooi zien in gezaghebbende bijdragen over Johannes Maccovius, de Dordtse Synode en Voetius. Samen met de leden van het werkgezelschap OGTh, waaronder vier collega’s en promovendi van de ETF, werkte hij nog recent aan een wetenschappelijke editie en vertaling van de Leidse Synopsis purioris theologiae (1625).
Als hoogleraar in Leuven heeft professor Van Asselt samen met collega Antoon Vos en mij aan de ETF een onderzoeksinstituut voor post-reformatie studies opgezet, het ‘Institute of Post-Reformation Studies’. Hij heeft zich op bijzondere wijze hiervoor ingezet, met aanstekelijk enthousiasme en grote persoonlijke belangstelling voor alle medewerkers en de hele faculteit. Zo was hij betrokken bij de organisatie van meerdere internationale congressen en heeft hij verschillende masterstudenten en promovendi sterk gestimuleerd en op weg gezet in hun onderzoek. Mede dankzij de sfeer van vriendschap had hij ook een bredere uitstraling binnen de faculteit en naar de studenten. Kenmerkend voor hem is dat hij mede-initiator was van de studentenvereniging Per Aspera Ad Perfectioria (PAAP), waarvan hij als eerste erelid de openingsrede heeft gehouden. Er zullen velen zijn in Nederland, België en wereldwijd die goede herinneringen aan hem behouden.
Prof. dr. Andreas. J. Beck
Evangelische Theologische Faculteit, Leuven